Toegangscontrollers
In Toegangscontrollers kunt u controllers toevoegen, bewerken, inschakelen, uitschakelen en verwijderen. U kunt ook de verificatietijd en methode bewerken, en de deurrechten van individuele kaarthouders aanpassen.
Controllers toevoegen
Om een controller toe te voegen:
- Klik op Toevoegen. Het venster Controller toevoegen verschijnt.
- Voer een naam in bij Naam om deze controller te identificeren.
- Voer de netwerkinformatie van de controller in bij IP-adres en Poort. Zowel IP-adressen als hostnamen worden geaccepteerd. U kunt ook klikken op Zoeken en het systeem zal naar controllers zoeken die in hetzelfde domein zijn geïnstalleerd. Het systeem zal automatisch model, IP-adres, poortnummer en MAC-adres weergeven. Selecteer een controller uit de lijst en klik op OK om automatisch de velden IP-adres, Poort en Model in te vullen.
- Selecteer uw controllermodel uit de vervolgkeuzelijst Model.
- Voer gebruikersnaam en wachtwoord van de controlleradministratoraccount in bij Gebruikersnaam en Wachtwoord.
- Klik op Verbinding testen om de controllerconnectiviteit te verifiëren.
- Klik op Volgende om door te gaan met de configuratie van deurinstellingen. Als u de pagina met geavanceerde instellingen rechtstreeks ziet, stelt u de hardware-instellingen op de webgebaseerde interface van uw controller in.
- Voer een naam in bij Deur om deze deur te identificeren.
- Om deze deur aan een bestaande camera te koppelen:
- Schakel het selectievakje Een gekoppelde camera instellen als videobron in.
- Selecteer een opnameserver bij Lokalehost in de vervolgkeuzelijst Server.
- Selecteer de camera die u wilt koppelen aan deze deur in de vervolgkeuzelijst Camera.
- Stel de manier en tijd in voor toegang tot de deur in het gedeelte Toelating:
- Klik op PIN, Kaartnummer, Kaart ruwe gegevens, Aangepast of Verwijderen en selecteer vervolgens de gewenste roostercellen. Klik op dag of uur om een hele dag of een uur op elke dag te kiezen.
- In de vervolgkeuzelijst Aangepaste instellingen kunt u de vereiste identificatie-items voor toegang tot de deur bepalen.
- Opmerking: het gedeelte Toelating kan niet worden bewerkt wanneer REX (request tot exit) in plaats van een lezer wordt gebruikt voor toegang en vertrek. Ga naar AXIS Entry Manager om de deurtoegangsinstellingen te bewerken.
- Klik op Volgende om door te gaan met de configuratie van geavanceerde instellingen.
- Selecteer een server in de vervolgkeuzelijst Netwerktijdserver. U kunt deze functie ook uitschakelen.
- Selecteer de tijdzone van deze controller in de vervolgkeuzelijst Tijdzone.
- Geef de Toegangsduur en Lange toegangsduur voor de deur op in het gedeelte Deur.
- Toegangsduur wordt toegepast op reguliere kaarthouders.
- Voor bepaalde kaarthouders met speciale vereisten gaat u naar Kaarthouder > Bewerken > Gebruikersgegevens om de optie Lange toegangstjd in te schakelen.
- Wanneer er lezer op de deur is geïnstalleerd, kunt u de opties Toegangsmachtigings-PIN lengte en Vertrekmachtigings-PIN lengte instellen voor de deur in het gedeelte Deur.
- Opmerking: de instellingen Toegangsmachtigings-PIN lengte en Vertrekmachtigings-PIN lengte worden mogelijk niet weergegeven bij het gebruik van REX (request to exit) in plaats van een lezer voor toegang en vertrek.
- Klik op Voltooien om de instellingen te voltooien.
Beperkingen:
- de controllernaam is hoofdlettergevoelig. 1 tot 32 unicodetekens zijn toegestaan, behalve de volgende symbolen:
! " # $ % & ' ( ) * + , / : ; < = > ? @ [ ] \ ^ ` { } | ~
- Gebruikersnaam is hoofdlettergevoelig. 1 tot 32 Unicode-tekens zijn toegestaan.
- Wachtwoord is hoofdlettergevoelig en mag 24 tekens bevatten, inclusief letters, getallen, tekens en spaties.
- Toegangsmachtigings-PIN lengte en Vertrekmachtigings-PIN lengte kan 4 tot 32 tekens hebben. Wordt deze instelling niet ondersteund door de geïnstalleerde reader, dan is het niet mogelijk om de lengte in te stellen of wordt de instelling alleen van kracht naar het instellen van de minimale/maximale lengte.
Controllers bewerken
Om controllerinstellingen te bewerken:
- Selecteer de controller waarvan u de instellingen wilt veranderen en klik op Bewerken. U kunt ook dubbelklikken op de controller om de instellingen te wijzigen.
- Klik op Voltooien om uw wijzigingen op te slaan.
Controllers in- of uitschakelen
Nieuwe toegevoegde controllers moeten eerst worden ingeschakeld voor ze kunnen worden beheerd en alle ondersteunde acties kunnen worden uitgevoerd.
Om controllers in of uit te schakelen:
- Selecteer de controller die u wilt in- of uitschakelen en klik op Inschakelen of Uitschakelen in de vervolgkeuzelijst Inschakelen.
Opmerking:
- de instellingen worden niet verwijderd door een controller uit te schakelen.
Rechten instellen
U kunt de rechten van alle gebruikers en deuren beheren om onnodige beveiligingsrisico's te minimaliseren.
Om rechten in te stellen:
Controllers verwijderen
- Selecteer de controller die u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
- U krijgt een bevestigingsmelding. Klik op Ja om door te gaan.
Opmerking:
- de instellingen worden niet verwijderd als u een controller verwijdert. De kaarthouderinformatie en logboeken van een controller worden ook permanent verwijderd van Surveillance Station.