Failover-server
Op de hostserver kunt u failover-servers beheren op het tabblad Failover-server.
Als de automatische failover is ingeschakeld na het voorkomen van de opgeven voorwaarden zoals een verbroken verbinding met server en volume/pakketanomalieën zal CMS automatisch een overeenkomstige failover-server selecteren om de bewakingsservices over te nemen. De failover-server zal vervolgens werken met dezelfde Surveillance Station-configuratie op de beschermde opnameserver
Als de opnameserver weer online is, zal er automatisch een failed back voor de bewakingsservices worden uitgevoerd op de wijze die u hebt opgegeven in Failback-instellingen op het tabblad Failover-instellingen.
U kunt failover-servers toevoegen, verwijderen, bewerken, inschakelen en uitschakelen. U kunt geavanceerde bewerkingen uitvoeren, zoals het herstel van opnames en snapshots gemaakt tijdens failover stoppen en de oorspronkelijke opnameserver vervangen. Dit tabblad bestaat uit twee delen:
- het linkerpaneel toont alle failover-serverstatussen. U kunt de failover-servers filteren door een status te selecteren.
- Het paneel bovenaan rechts toont een lijst van alle failover-servers van de geselecteerde status. Basisgegevens van de servers worden hier ook weergegeven.
Om een failover-server toe te voegen:
- klik op Toevoegen > Server toevoegen.
- Selecteer het Verbindingstype van de failover-server.
- Voer naar gelang uw verbindingstype IP-adres, hostnaam, poortnummer of QuickConnect ID van de opnameserver in.1
- Klik op de vergrootglasknop om naar Synology-producten binnen hetzelfde lokale netwerk te zoeken.2
- Voer het admin-wachtwoord van de failover-server in.
- Klik op Verbinding testen om te controleren of de server juist is ingesteld.
Opmerking:
- selecteert u IP-ades of FQDN gebruiken als verbindingstype, dan wordt het HTTPS-protocol beschikbaar voor de verbindingen met de opnameserver.
- Lees de onderstaande informatie om de zoekfunctie te gebruiken:
- De functie werkt alleen wanneer het verbindingstype op IP-adres of FQDN gebruiken staat.
- Wanneer u een Synologyproduct selecteert waarvan de CMS-modus op Failover-server staat, worden IP-adres en poortnummer automatisch ingevuld.
- Wanneer u een Synology-product wilt toevoegen waarvan de CMS-service nog niet is geactiveerd, klikt u op de koppeling Inschakelen en voert u de gegevens van de admin in om de CMS-service in te schakelen.
Meerdere failover-servers toevoegen:
- klik op Toevoegen > Meerdere toevoegen.
- Selecteer de servers in de zoekresultaten die u wilt toevoegen.
- Wilt u een Synologyserver waarvan de CMS-modus ingesteld is als Failover-server, dubbelklik dan op deze server of klik op de knop Bewerken om het admin-wachtwoord in te voeren en de server een naam te geven.
- Wilt u een Synologyserver toevoegen waarvan de CMS-service nog niet is geactiveerd, dan klikt u op de koppeling Inschakelen en voert u het admin-wachtwoord in om de CMS-service in te schakelen. Schakel indien nodig de geavanceerde opties in, zoals beveiligingsslot.
- Selecteer in het venster Bewerken Aangepaste naam om een nieuwe naam op te geven of selecteer Naamregel toepassen en kies uit het vervolgkeuzemenu Naamregel om de standaard naamregel in te stellen:
- Standaard DiskStation-naam: de modelnamen van de Synologyservers zullen de weergavenamen van de failover-servers zijn.
- Model-nr.: de namen van de failover-servers worden "[Modelnaam]-[Opnameservernummer]".
- Prefix-nr.: u moet het prefix voor de failover-servernamen opgeven in het veld Aangepast prefix. de namen van de failover-servers worden "[Prefix]-[Opnameservernummer]".
- Als u klaar bent, klikt u op OK om alle geselecteerde failover-servers toe te voegen.
Opmerking:
- de naam vam de opnameserver is hoofdlettergevoelig en kan 1 tot 32 unicodetekens bevatten, behalve de volgende symbolen: ~ ` ! @ # $ % ^ & * ( ) - _ = + [ { ] } \ | ; : ' " < > / ?
Het eerste teken mag geen minteken of spatie zijn, en het laatste teken mag geen spatie zijn.
Een failover-server bewerken:
- selecteer de failover-server die u wilt bewerken en klik op Bewerken.
- U kunt de camera-informatie wijzigen, zoals de naam, het IP-adres, het poortnummer en het admin-wachtwoord.
- Klik op OK om de wijzigingen op te slaan.
Failover-servers verwijderen:
- selecteer de failover-servers die u wilt verwijderen. (Druk op de toetsen "Shift" of "Ctrl" en houd ze ingedrukt om meerdere te selecteren).
- Klik op Verwijderen.
Failover-servers in- of uitschakelen:
- selecteer de failover-servers die u wilt in/uitschakelen. (Druk op de toetsen "Shift" of "Ctrl" en houd ze ingedrukt om meerdere te selecteren).
- Selecteer Inschakelen of Uitschakelen in het vervolgkeuzemenu Inschakelen.
Opmerking:
- als de failover-server bewakingsservices heeft overgenomen, zullen bewerken, stoppen of verwijderen van deze failover-server de failover-status stoppen. De opnames op de failover-server zullen bijgevolg worden verwijderd.
De oorspronkelijke opnameserver tijdens de failover vervangen:
- klik op Geavanceerd > Beveiligde server vervangen.
- U kunt de huidige actieve failover-server of een andere opnameserver in normale status selecteren om te vervangen.
- Als u de huidige failover-server gebruikt om te vervangen, zal de oorspronkelijke opnameserver worden verwijderd uit de opnameserverlijst en zal de failover-server de opnameserver worden die met dezelfde Surveillance Station-configuratie werkt. Alle geïnstalleerde licenties zullen naar de nieuwe opnameserver worden gemigreerd.
- Als u een andere opnameserver in normale status om te vervangen gebruikt, zal de oorspronkelijke opnameserver worden verwijderd uit de opnameserverlijst en zal de failover-status van de failover-server stoppen. De opnameserver die geselecteerd is om te vervangen zal dezelfde Surveillance Station-configuratie krijgen als de oorspronkelijke opnameserver en zal worden herbenoemd na de oorspronkelijke opnameserver. Alle op de oorspronkelijke server geïnstalleerde licenties zullen worden gemigreerd naar de nieuwe opnameserver waarop de oorspronkelijk geïnstalleerde licenties overschreven zullen worden.
- Klik op OK om de actie te voltooien.
Failback met de opnames en snapshots die tijdens de failover werden gemaakt stoppen:
wanneer de opnameserver weer actief is, zal CMS automatisch een failback uitvoeren. De opnames en snapshots die gemaakt worden tijdens de failover zullen terug naar uw opnameserver worden gesynchroniseerd als u de aanverwante instelling op het tabblad Failover-instellingen hebt ingeschakeld. Als u herstel van opnames en snapsots handmatig wilt stoppen, kunt u op Geavanceerd > Herstel stoppen klikken.
Opmerking:
- de opnames en snapshots die op de failover-server worden opgeslagen zullen na deze bewerking worden verwijderd.