Archive Vault
In Archive Vault kunt u archiveringstaken toevoegen, bewerken, inschakelen, uitschakelen en verwijderen, en opnames overdragen naar andere servers van uw $_DSPRODUCTNAME_$.
Het linkerdeel van de lijst toont het huidige aantal verschillende statuscategorieën, het rechterdeel alle archiveringstaken. Sorteer de taken op Naam of Aanmaaktijd en klik op een taak om gedetailleerde informatie te bekijken zoals status, overdrachtssnelheid, snelheidlimiet, camera, beperking en opslag. Het onderste deel biedt verschillende toepassingen, zoals Opname, Tijdlijn en Bandbreedtecontrole.
Een geplande archiveringstaak toevoegen:
- Klik op Toevoegen om een nieuwe archiveringstaak te maken.
- Voer de naam van de archiveringstaak in het veld Naam in.
- Selecteer Schema-uitvoering in het vervolgkeuzemenu Taaktype om de archiveringstaak regelmatig uit te voeren. U kunt de uitvoeringstijd van de archiveringstaak configureren door cellen in het rooster Taakuitvoeringsschema te selecteren. Selecteer een hele dag door op een dag te klikken en een specifiek tijdstip door op het uur te klikken.
- Selecteer Volgende om door te gaan.
- Pas de Opslaginstellingen en Rotatieregels in Opslag aan.
- Opslaginstellingen:
- Selecteer de desgewenste opslagruimte in het vervolgkeuzemenu Archiveringsopslag. Het geselecteerde pad van de archiveringsmap wordt op het scherm weergegeven.
- Klik op Beheer om Opslag te openen. Hier kunt u de opslagruimte bekijken, toevoegen, verwijderen of bewerken.
- Schakel het selectievakje Archiefopnamenamen aanpassen in om een naam voor de gearchiveerde opnamemap in te voeren.
- Rotatieregels:
- Bestanden bewaren gedurende (dagen): geef een bewaarperiode (in dagen) op voor opnames. Alle eerder dan de gespecificeerde tijdsperiode opgeslagen opnames worden automatisch verwijderd.
- Archiefmap beperken tot (GB): specificeer de maximum grootte (in gigabytes) van de opslagruimte voor de opslag van opnames. Wanneer de gespecificeerde maximumgrootte wordt bereikt, wordt ofwel de opname gestopt ofwel de oudste opnames overschreven door nieuwe opnames naargelang de geselecteerde optie in Wanneer de ruimte- of tijdlimiet wordt bereikt.
- Wanneer ruimte- of tijdslimiet is bereikt: selecteer Oude archieven verwijderen of Opname stoppen in het vervolgkeuzemenu als desbetreffende actie.
- Selecteer Volgende om door te gaan.
- Specificeer de archiveringsbronserver in Bron.
- Selecteer Externe server in de Archiveringsbron:
- Specificeer het IP-adres van de server in IP-adres.
- Specificeer het poortnummer in Poort.
- Specificeer de gebruikersnaam voor aanmelden bij de server in Gebruikersnaam.
- Specificeer het wachtwoord voor aanmelding op de server in Wachtwoord.
- Of selecteer Lokale host of andere opnameservers in de archiveringsbron zonder verbindingsinformatie te verstrekken.
- Selecteer Volgende om door te gaan.
- Schakel de selectievakje(s) van de gewenste camera's in om archiveringstaken in Camera uit te voeren.
- Selecteer Volgende om door te gaan.
- Filter de gearchiveerde opnames in Opnemen.
- Archiveringsbereik specificeren:
- Selecteer Vanaf de eerste opname of Vanaf opnamestarttijd om te kiezen wanneer archivering van bestanden moet worden gestart.
- Opslagtijd specificeren:
- Maak een weekplan door tijdslots in het rooster te selecteren voor archivering van opnames. U kunt een hele dag selecteren door op een dag te klikken en een specifiek tijdstip door op het uur te klikken.
- Selecteer Volgende om door te gaan.
- Configureer het archiefopnametype in Geavanceerd.
- Selecteer in Opnamemodus de opnamemodi voor de archivering van opnames.
- Schakel in Videoreductie het selectievakje Gebeurtenissamenvatting in om gebeurtenisfragmenten van de opnames te archiveren of schakel het selectievakje Gebeurtenissamenvatting om het volledige opnamebestand te krijgen.
- Schakel in Archiveringsbereik specificeren, het selectievakje Het archiveringsbereik overlapt de bronserver niet in. Door deze optie in te schakelen worden te roteren opnames van de bronserver gearchiveerd. Het archiveringsproces zal een dag eerder starten om problemen met netwerkbandbreedte te vermijden, waardoor de laatste dag van het archiveringsbereik van de bronserver wordt overlapt.
- Klik op Voltooien om de archiveringstaak op te slaan.
Archiveringstaak met eenmalige uitvoering toevoegen:
- Klik op Toevoegen om een nieuwe archiveringstaak te maken.
- Voer de naam van de archiveringstaak in het veld Naam in.
- Ga naar Algemeen > Taaktype en selecteer Eenmalige uitvoering in het vervolgkeuzemenu Taaktype. Door deze optie te selecteren wordt de archiveringstaak alleen eenmalig uitgevoerd. Selecteer Onmiddellijk uitvoeren in het vervolgkeuzemenu Uitvoeringstijd om archiveringstaken na toevoeging onmiddellijk uit te voeren. Selecteer Uitvoeren op een specifiek tijdstip om op te geven wanneer de archiveringstaak moet worden uitgevoerd.
- Selecteer Volgende om door te gaan.
- Selecteer de opnameopslagruimte in het vervolgkeuzemenu Archiveringsopslag.
- Pas de Rotatieregels in Opslag aan.
- Bestanden bewaren gedurende (dagen): geef een bewaarperiode (in dagen) op voor opnames. Alle eerder dan de gespecificeerde tijdsperiode opgeslagen opnames worden automatisch verwijderd.
- Selecteer Volgende om door te gaan.
- Specificeer de archiveringsbronserver in Bron.
- Selecteer Volgende om door te gaan.
- Schakel de selectievakje(s) van de gewenste camera's in om archiveringstaken in Camera uit te voeren.
- Selecteer Volgende om door te gaan.
- Filter de gearchiveerde opnames in Opnemen.
- Archiveringsbereik specificeren:
- Selecteer het archiefbereik in Vanaf opnamestarttijd en Tot opname-eindtijd om opnames binnen een specifieke tijdsperiode te archiveren.
- Selecteer Volgende om door te gaan.
- Configureer het archiefopnametype in Geavanceerd.
- Klik op Voltooien om de archiveringstaak op te slaan.
Een taak bewerken:
- Selecteer een taak in de lijst en klik op Bewerken.
- Wijzig de configuratie in tabbladen Algemeen, Opslag, Bron, Camera, Opnemen en Geavanceerd.
- Klik op Opslaan om de wijziging te herstellen.
Opmerking:
- De gewijzigde instellingen van Camera, Opnemen en Geavanceerd worden niet toegepast op eerdere opnames en gelden uitsluitend voor nieuwe opnames.
Een batch-bewerkingstaak uitvoeren:
- Selecteer de archiveringstaak waarvan u de attributen op andere archiveringstaken wilt toepassen.
- Ga naar Bewerken > Batch bewerken.
- In de stap Bron van attributen van de archiveringstaak onderverdeeld in vier categorieën: Algemeen, Opslag, Opnemen en Geavanceerd. Schakel het selectievakje Toepassen in van de attributen die u op uw andere archiveringstaken wilt toepassen. Na de selectie van de attributen klik op Volgende.
Opmerking:
- u kunt de attribuutwaarden bekijken die zijn toegevoegd om attribuutwaardenamen op de lijst te eindigen of te selecteren.
- De attributen met een asterisk (*) kunnen alleen op archiveringstaken van hetzelfde type worden toegepast als batch-bewerking van de bronarchiveringstaken.
- Alleen attributen die door de batch-bewerking van de bronarchiveringstaken worden ondersteund, kunnen op andere archiveringstaken worden toegepast.
- Schakel in de stap De toe te passen archiveringstaken selecteren het selectievakje Toepassen in om de geselecteerde attributen op uw archiveringstaken toe te passen. Na het selecteren van attributen klikt u op Voltooien om de batch-bewerking te voltooien.
Opmerking:
- Wanneer batch-bwerking van de bronarchiveringstaak afwijkt kunnen attributen alleen gedeeltelijk worden toegepast op bepaalde archiveringstaken en wordt "-" weergegeven wanneer u het selectievakje archiveringstaak inschakelt.
Taak inschakelen/uitschakelen:
- Selecteer een taak uit de lijst.
- Klik op Inschakelen om de geselecteerde taak in het vervolgkeuzemenu Inschakelen in te schakelen of Uitschakelen om de desbetreffende taak uit te schakelen.
Een taak verwijderen:
- Selecteer een taak in de lijst en klik op Verwijderen.
- Er verschijnt een bevestigingsvenster. Selecteer Alle gearchiveerde bestanden verwijderen of Alle gearchiveerde bestanden behouden. Klik op Ok om de taak te verwijderen.
Toepassing
Na het selecteren van een taak kunt u onderaan verschillende toepassingen openen.
- Opnemen: Alle opnamebestanden van de huidige taak doorbladeren en beheren.
- Tijdlijn: Sorteer de gearchiveerde opnames en zoek naar specifieke bestanden op een toegewezen tijdlijn.
- Bandbreedtecontrole: Configureer de bandbreedtelimiet van de archiveringstaak om de netwerkbandbreedte te beheren. Ga naar het tabblad Bandbreedtecontrole.