Formules gebruiken
U kunt de formules rechtstreeks in een cel of in de formulebalk in uw rekenblad invoeren. Net zoals andere rekenbladtoepassingen ondersteunt de rekenbladtoepassing van Office verschillende functies voor een efficiënter gegevensbeheer. In dit gedeelte worden de details toegelicht over het gebruik van formules in uw rekenblad in Office.
Meer informatie over alle ondersteunde functies per categorie vindt u op de website van Synology met de Rekenbladfunctielijst.
Opmerking:
- de Rekenbladfunctielijst toont enkel de meest gebruikte functies. Andere ondersteunde functies die nog niet op de lijst staan, zullen regelmatig worden toegevoegd.
Formules invoeren
Een formule invoeren:
- typ een formule in een cel of in de formulebalk.
Een bereik in een formule invoeren:
- doe een van de volgende dingen als de formule een bereik omvat:
- Voer een bereik in door het in een cel of in de formulebalk te typen.
- Selecteer een bereik met de muis. Houdt de Ctrl-toets ingedrukt om meerdere cellen of bereiken te selecteren.
Opmerking:
u kunt slechts een bereik selecteren in de volgende gevallen:
- na een van de volgende tekens: = ( + - * / ,
- voor een van de volgende tekens: + - * / , )
Formules aanpassen met locatie-instellingen
Verschillende talen en regio's hebben verschillende manieren voor de opmaak van getallen, valuta en tijdsgerelateerde gegevens die gedefinieerd kunnen worden door een locatie te selecteren voor uw rekenbladen. Zulke verschillen beïnvloeden de manier waarop een formule moet worden ingevoerd.
Argumenten in een formule scheiden:
- als u een locatie hebt geselecteerd waar men een punt als decimaal scheidingsteken gebruikt, moeten argumenten gescheiden worden door een komma zoals in =SUM(1, 2, 3, 0.5, 4).
- Als u een locatie hebt geselecteerd waar men een komma als decimaal scheidingsteken gebruikt, moeten argumenten gescheiden worden door een puntkomma zoals in =SUM(1; 2; 3; 0,5; 4).
Een matrix in een formule invoeren:
- als u een locatie hebt geselecteerd waar men een punt als decimaal scheidingsteken gebruikt, voert u een matrix in met behulp van haakjes en met een komma om de items in een matrix te scheiden zoals in =SUM({1, 2, 3, 0.5}, 4) .
- Als u een locatie hebt geselecteerd waar men een komma als decimaal scheidingsteken gebruikt, voert u een matrix in met behulp van haakjes en met een schuine streep achterwaarts om de items in een matrix te scheiden zoals in =SUM({1\2\3\0,5}; 4).
Een datumfunctie gebruiken:
enkel een datumindeling die beschikbaar is in uw locatie zal als een geldige datum worden herkend. Wanneer u bijvoorbeeld de functie DATEVALUE gebruikt, zal "Jul/08" worden aanvaard als een geldige datum in het Engels (Verenigde Staten), maar niet in China (Taiwan).