Cloud Station Client
Cloud Station is een service voor bestandsdeling waarmee u bestanden kunt synchroniseren tussen een gecentraliseerde DiskStation en meerdere client DiskStation-apparaten, computers en mobiele telefoons. Om een naadloze synchronisatie van uw gegevens tussen meerdere DiskStation-apparaten mogelijk te maken, moet een DiskStation als hostserver worden geselecteerd en de rest van de gekoppelde DiskStation zullen als clientapparaten fungeren. Om bestanden met clientapparaten te kunnen synchroniseren, moet het pakket Cloud Station op de hostserver worden geïnstalleerd en een pakket Cloud Station Client op elk client DiskStation waarmee u wilt synchroniseren.
Nieuwe verbindingen maken
Om bestanden tussen DiskStation host- en clientapparaten te synchroniseren, moet u eerst verbindingen maken.
Om een nieuwe verbinding te maken:
- Op de Cloud Station Client-gebruikersinterface klik op het pictogram Maken in de linkerbenedenhoek op de wizard te starten.
- Voer het IP-adres (of QuickConnect ID), gebruikersnaam en wachtwoord in van uw host DiskStation. Voor domeingebruikers: gebruik uw domeinnaam/gebruikersnaam om u aan te melden. Voor LDAP-gebruikers: gebruik "gebruikersnaam@Base_DN" om u aan te melden.
- Selecteer de externe en lokale gedeelde mappen die u wilt synchroniseren en schakel vervolgens het selectievakje Inschakelen in.
Opmerking:
- Om uw QuickConnect ID te achterhalen, meldt u zich bij DSM aan als admin (of als gebruiker van de groep administrators) en gaat u vervolgens naar Configuratiescherm > QuickConnect om de informatie te controleren.
- Als u zich met uw gebruikersgegevens bij de host DiskStation kunt aanmelden of als u de verbinding niet kunt machtigen, controleer dan uw netwerkinstellingen en of uw toegang tot Cloud Station door uw DSM-beheerder is ingeschakeld (bij Cloud Station > Rechten).
- Bij het maken van verbindingen kunt u alleen gedeelde mappen selecteren als uw synchronisatiemappen.
- Eén host en één client DiskStation kunnen alleen in één configuratie worden gekoppeld. Op elk clientapparaat kunt u meerdere verbindingen maken met verschillende hostservers, maar het dupliceren van verbindingen met dezelfde host DiskStation is niet mogelijk.
De databaselocatie voor de opslag van gegevens wijzigen:
Klik op het pictogram Instellingen in de linkerbenedenhoek om uw synchronisatie-opslagplaats te wijzigen.
SSL-gecodeerde verbinding inschakelen
Een certificaat kan worden gebruikt als beveiliging van gegevensoverdracht tussen uw DiskStation-apparaten. Met een certificaat kunnen gebruikers de identiteit van een hostserver valideren alvorens vertrouwlijke informatie te verzenden. U kunt een certificaat, uitgegeven door een betrouwbare instantie, importeren (in Configuratiescherm > Beveiliging > Certificaat) naar uw DSM, een beveiligde verbinding op Cloud Station Client inschakelen en vervolgens zal het systeem het certificaat verifiëren om te garanderen dat uw Cloud Station-verbinding wordt bescheremd.
SSL-gegevensoverdrachtcodering inschakelen:
- Voor nieuwe verbindingen:
- Op de Cloud Station Client-gebruikersinterface klik op het pictogram Maken in de linkerbenedenhoek op de wizard te starten.
- Voer uw gebruikersgegevens in en schakel het selectievakje SSL-gegevensoverdrachtcodering inschakelen in.
- Voor bestaande verbindingen:
- selecteer de verbinding die u wilt wijzigen in de verbindingslijst in het linkerpaneel.
- In het tabblad Overzicht klikt u op Beheren > Verbinding bewerken om de verbinding te wijzigen.
Opmerking:
- Als het voor Cloud Station Client niet mogelijk is om het SSL-certificaat te verifiëren, dan betekent dit dat het een onbetrouwbaar zelfondertekend certificaat is of dat iemand probeert om uw verbinding te onderscheppen. Ga naar Configuratiescherm > Beveiliging > Certificaat voor meer informatie.
- Cloud Station Client gebruikt RC4 128-bit en MD5 voor SSL-codering.
Verbindingen beheren
Nadat u een verbinding hebt gemaakt, kunt u de verbindingsinformatie bekijken en uw synchronisatietaken wijzigen.
Om verbindingen te beheren:
- selecteer de verbinding die u wilt bewerken in de verbindingslijst in het linkerdeelvenster.
- In het tabblad Overzicht klikt u op Beheren en voert u een van de volgende handelingen uit:
- Synchronisatie onderbreken: onderbreekt de synchronisatie tussen uw host en DiskStation-clientapparaten.
- Synchronisatie hervatten: hervat de synchronisatie tussen uw host en DiskStation-clientapparaten.
- Koppeling verbreken: annuleert de verbinding met de DiskStation-hostserver en verwijdert deze uit de lijst.
Gedeelde-mappen synchroniseren
U kunt eenvoudig opgeven welke gedeelde mappen u wilt synchroniseren.
Gedeelde mappen beheren en synchroniseren:
- selecteer de verbinding die u wilt wijzigen in de verbindingslijst in het linkerpaneel.
- In het tabblad Delen worden alle gedeelde mappen weergegeven die kunnen worden gesynchroniseerd.
- Schakel het selectievakje Inschakelen in naast de gedeelde map die u wilt synchroniseren en klik vervolgens op het pictogram Mappad wijzigen om de lokale synchronisatiemap te selecteren of te wijzigen. Klik vervolgens op OK.
- Klik op Opslaan om de instellingen toe te passen.
Opmerking:
- U kunt geen gedeelde map selecteren die al door andere DiskStation hostapparaten als synchronisatiemap is gebruikt.
- Hebt u alleen-lezen-rechten tot een gedeelde map, dan kunt u alleen bestanden van DiskStation naar uw client DiskStation synchroniseren, en worden uitgevoerde wijzigingen aan clientzijde niet teruggesynchroniseerd naar de hostserver.
- Hebt u incompatibele deelmachtigingen dan zult u niet in staat zijn om gedeelde mappen te synchroniseren. Ga naar Configuratiescherm > Gedeelde map om de machtigingen van gedeelde bron- en doelmappen om te zetten naar Windows ACL.
Rechteninstellingen synchroniseren
U kunt rechten van domeingebruikers tot gedeelde mappen synchroniseren.
- Klik op het tabblad Delen en vervolgens op het pictogram Geavanceerd naast de gedeelde map waarop u de instellingen wilt toepassen.
- In het vervolgkeuzemenu Bestandssynchronisatiemodus selecteert u de attributen van de gedeelde map die uw wilt synchroniseren met uw host DiskStation en klikt u op OK.
- Vergeet niet om het selectievakje Inschakelen naast deze gedeelde map in te schakelen en vervolgens op Opslaan te klikken om de instellingen toe te passen.
Selectieve synchronisatie
U kunt de bestanden selecteren die u wilt synchroniseren en vervolgens aangeven welke bestanden en bestandsindelingen u niet wilt synchroniseren. U kunt ook een limit instellen voor de maximale bestandsgrootte om te voorkomen dat grotere bestanden niet worden gesynchroniseerd.
- Klik op het tabblad Delen en vervolgens op het pictogram Geavanceerd naast de gedeelde map waarop u de instellingen wilt toepassen.
- In het tabblad Map schakel de selectievakjes naast de mappen en submappen in die u wilt synchroniseren.
- In het tabblad Bestandsfilter kunt u de volgende handeling uitvoeren:
- Filteren op bestandsgrootte: voer in het veld naast Bestanden groter dan (MB) niet synchroniseren een bestandsgrootte van 1 ~ 10240 (MB) in.
- Filteren op bestandstype: Schakel het selectievakje uit van bestandsindelingen die u niet wilt synchroniseren. U kunt ook in het veld bestandsnamen of bestandsindelingen invoeren en op Toevoegen klikken. Alle bestanden met de aangegeven bestandsnaam of bestandsindeling worden niet met deze computer gesynchroniseerd.
- Klik op OK en vervolgens op Opslaan om uw instellingen toe te passen
Opmerking:
- als uw client DiskStation niet tot dezelfde domeingroep behoort als de host DiskStation waarmee de koppeling tot stand wordt gebracht, zullen de rechteninstellingen niet worden gesynchroniseerd, ook al is deze optie ingeschakeld.
- Onder de volgende voorwaarden worden bestanden niet gesynchroniseerd door Cloud Station:
- De bestandsgrootte is groter dan 10 GB
- De map of het bestandspad bevat de volgende tekens: *: ? \ / " < > |
- Het bestand behoort tot een van de volgende bestandstypes: .tmp .temp .swp .lnk
- De bestandsnaam begint met een van de volgende tekens: ._ ~
- De bestandsnaam is of bestaat uit de volgende tekens: .ds_store desktop.ini @eadir thumbs.db
- De mapnaam is #recycle.
- De map of het bestandspad telt meer dan 247 tekens.
- De bestandsnaam is langer dan 255 tekens.
- Bij de instelling van bestandsnamen die u niet wilt synchroniseren, worden bestanden met dezelfde bestandsnaam, bijv. een bestandsnaam met hoofdletter en andere met kleine letter) door Windows als hetzelfde bestand gezien (bijv. A.txt en a.txt), maar op Linux- en Mac-systemen worden ze als bestanden met verschillende bestandsnamen gezien.