Cloud Station

Cloud Station is een service voor bestandsdeling waarmee u bestanden kunt synchroniseren tussen DiskStation, verschillende clientcomputers en mobiele apparaten.

Opmerking:

Cloud Station inschakelen

Om Cloud Station op DiskStation in te schakelen, gaat u naar het paneel Cloud Station, schakelt u het selectievakje Cloud Station inschakelen in en klikt u vervolgens op Toepassen.

Na inschakelen van Cloud Station en de QuickConnect-service worden uw QuickConnect-ID en status in het gedeelte QuickConnect Info getoond. De clientcomputers hebben die informatie nodig om bestanden met DiskStation te kunnen synchroniseren.

Opmerking:

Gebruikersrechten beheren

Klik op Rechten om aan te geven welke gebruikers toegang krijgen tot de Cloud Station-service. U kunt gebruikers de volgende rechten toekennen:

Om DSM-gebruikers toegang tot de Cloud Station-service te geven:

  1. Gebruik het zoekveld in de rechterbovenhoek van Cloud Station om uw gebruikers te zoeken.
  2. Schakel de selectievakjes van de gebruikers in die u rechten wilt toekennen en klik vervolgens op Opslaan.
  3. Als uw DiskStation als Windowsdomein of LDAP-client met een directoryservice is verbonden, kunt u de toegangsrechten van domein/LDAP-gebruikers tot Cloud Station-services via Batch-beheer in- of uitschakelen.

Opmerking:

Delen op Cloud Station beheren

Klik op Delen om de functie delen in Cloud Station voor gedeelde mappen in/uit te schakelen. Als een gedeelde map is ingeschakeld, kunnen gebruikers met lees/schrijfrechten de bestanden in die map synchroniseren.

Om de functie delen in te schakelen:

  1. Gebruik het zoekveld in de rechterbovenhoek van Cloud Station om gedeelde mappen te vinden.
  2. Schakel de selectievakjes na gedeelde mappen die u wilt inschakelen in en klik vervolgens op Opslaan.

Opmerking:

Clientverbindingen beheren

Klik op Lijst van clients om een lijst te bekijken van clientcomputers die zijn ingesteld om bestanden met behulp van de Cloud Station-service te synchroniseren met uw DiskStation. U ziet de naam van de clientcomputer, de DSM-gebruikersnaam voor toegang tot de service, het IP-adres, de synchronisatiestatus en de starttijd van bestandssynchronisatie tussen DiskStation en de client.

Ga als volgt te werk om clientverbindingen te beheren:

Opmerking:

Cloud Station-bestanden beheren met File Station

De Cloud Station-bestanden worden opgeslagen in de map home/CloudStation of in gedeelde mappen met Cloud Station Sharing (alleen DSM-gebruikers met beheerdersrechten kunnen Cloud Station-bestanden of gedeelde mappen beheren). U kunt Cloud Station-bestanden zoeken en downloaden (of vorige versies) met File Station.

Om Cloud Station-bestanden te beheren:

  1. Ga naar Hoofdmenu > File Station en blader vervolgens naar home/CloudStation.
  2. Rechtsklik op het bestand en selecteer vervolgens Vorige versies doorbladeren. Hier kunt u de vorige versies van het bestand bekijken en downloaden.

Verwijderde bestanden beheren

Klik op Prullenbak in het linkerdeelvenster om verwijderde Cloud Station-bestanden te beheren. Alleen DSM-gebruikers met beheerdersrechten kunnen verwijderde bestanden uit gedeelde mappen beheren.

Om verwijderde bestanden in de prullenbak te beheren:

  1. Als u een DSM-gebruiker bent met beheerdersrechten, selecteert u het doel van de prullenbak (eigen Cloud Station of gedeelde mappen).
  2. Selecteer het bestand dat u wilt beheren.
  3. Kies een optie uit de vervolgkeuzemenu's Actie:

Om alle bestanden in de prullenbak te verwijderen:

Om alle bestanden en vorige versies te verwijderen, selecteert u Alles verwijderen in het vervolgkeuzemenu Actie. Denk eraan dat u bestanden die permanent zijn verwijderd niet meer kunt herstellen. Ga voorzichtig te werk.

Instellingen

Cloud Station bewaart historische versies van elk gewijzigd bestand. Telkens wanneer u een bestand wijzigt, wordt een back-upversie gemaakt voor het geval dat u fouten maakt of een oudere versie wenst te herstellen. In het paneel Instellingen kunt u het maximum aantal opgeslagen versies voor elk bestand opgeven. Wilt u meer versies van elk bestand opslaan, dan moet u een groter getal instellen. Als u echter het ruimteverbruik wilt beperken, moet u een kleiner getal instellen.

Om de locatie van de database op te geven:

  1. Selecteer een volume in het vervolgkeuzemenu Databaselocatie.
  2. Klik op de knop Toepassen om de instellingen op te slaan.

Voor geavanceerde gebruikers

Lees het volgende om te begrijpen hoe Cloud Station werkt en u ervan te vergewissen dat uw bestanden en mappen correct zijn synchroniseerd.

Gebruik van de opslagruimte:

Cloud Station bewaart historische versies van elke wijziging van uw Cloud Station-map. Als u dus een verkeerde wijziging opslaat of als het bestand is beschadigd of verwijderd, kunt u altijd nog met enkele klikken een oudere versie van het bestand herstellen. Dit vereist echter minstens een complete kopie van een bepaald bestand als basisversie voor de bestandsgeschiedenis zodat de geselecteerde gedeelde bestanden dubbel zoveel opslagruimte vereisen. Alleen de verschillende gegevens worden bewaard in verschillende historische bestandsversies.

De volgende metagegevens worden gesynchroniseerd:

  1. UNIX-uitvoeringsmachtigingen.
  2. Tijdstip laatst gewijzigd.
  3. Uitgebreide kenmerken Mac.

De volgende metagegevens worden niet gesynchroniseerd:

  1. UNIX-lees- en schrijfmachtigingen.
  2. Windows ACL.

Standaardactie voor conflicterende kopie:

Als twee personen gelijktijdig hetzelfde bestand wijzigen, bewaart Cloud Station beide gewijzigde bestanden en wordt de naam van een van de bestanden gewijzigd en de computernaam, conflictdatum/tijd en conflictreden toegevoegd.

Opmerking: