Bestandsserver

In pagina Bestandsserver kunnen servers die via SMB of rsync communiceren worden beschermd.

Voor Active Backup for Server-gebruikers:

Aangezien Active Backup for Business is de geüpgraded versie van Active Backup for Server kunnen eerder gemaakte back-uptaken op Active Backup for Server worden uitgevoerd en worden ze beschermd in Active Backup for Business onder de categorie Bestandsserver.

Opmerking:

Back-uptaken maken

Naargelang uw bron kunt u SMB-back-up- of rsync-back-up-taken maken.

Toevoegen aan een bestandsserver:

Alvorens een back-uptaak voor een bestandsserver te maken, moet u eerst een verbinding met een bestandsserver maken. Volg de onderstaande instructies om een bestandsserver toe te voegen.

  1. Ga naar Bestandsserver > Bestandsservers en klik op Server toevoegen om een verbinding te maken met een bestandsserver.
  2. Selecteer uw servertype en klik op Volgende.
  3. Voer de volgende informatie van de server in al naargelang het geselecteerde servertype en klik op Toepassen.

Een back-uptaak maken:

  1. Selecteer in Bestandsserver > Bestandsservers de bestandsserver die u wilt back-uppen en klik op Taak maken.
  2. Selecteer uw back-upmodus:
  3. Klik op Volgende om door te gaan.
  4. Geeft aan wat uw wilt overdragen aan de hand van de volgende vier mogelijkheden:
  5. Klik op Volgende om door te gaan.
  6. Voer uw Taaknaam en Lokaal pad in en stel een Schema in voor uw back-uptaak.
  7. Selecteert u Meerdere versies als uw back-upmodus, dan kunt u een Bewaarbeleid voor het beheer van back-upversies instellen waardoor automatisch ongewenste versies worden verwijderd en opslagruimte wordt vrijgemaakt.
  8. Controleer uw taakinstellingen en klik op Toepassen om uw back-uptaak te voltooien.

Opmerking:

Back-uptaken beheren

Op het tabblad Taaklijst ziet u een lijst van alle gemaakte back-uptaken. U kunt de taken ook beheren met de knoppen bovenaan op het tabblad.

Back-uptaken bewerken:

  1. Selecteer de back-uptaak die u wilt bewerken en klik op Bewerken.
  2. Hier kunt u de informatie, verbindingsmodus en verificatiemethode van de externe server wijzigen, back-upmappen en bestandsfilterinstellingen aanpassen, back-upschema's in- en uitschakelen en andere instellingen configureren.
  3. Selecteert u Meerdere versies als back-upmodus, dan kunt u ook de back-uprotatie-instellingen bewerken.

Bestandsfilters beheren:

  1. Selecteer de back-uptaak en klik op Bewerken > Bestandsfilter.
  2. U kunt specifieke bestanden op basis van hun bestandstypes uitsluiten bij back-uptaken of aan de hand van de onderstaande methoden aangepaste filters maken:
  3. Opmerking:

    1. Bestandsfilter filtert alleen bestanden, geen mappen.
    2. Het jokerteken staat voor nul of andere non-spatie tekens. Zie de volgende voorbeelden:
      • a* vertegenwoordigt elk woord dat met een a begint, zoals account, appel.
      • *e vertegenwoordigt elk woord dat op een e eindigt, zoals grootte, waarde.
      • *12* vertegenwoordigt elk woord of cijfer dat het cijfer 12 bevat, zoals 2012, 1220, 341256.

Back-uptaken uitvoeren:

Tijdens de instelling kunt u een back-upschema instellen zodat uw back-uptaken volgens een regelmatig schema worden uitgevoerd. Door op Back-up te klikken wordt uw taak onmiddellijk uitgevoerd.

Back-uptaken herstellen:

  1. Selecteer de taak die u wilt terugzetten en klik op Terugzetten.
  2. Selecteer de gewenste herstelmethode:
  3. Selecteer de mappen of bestanden die u wilt terugzetten en klik op Volgende.
  4. Wilt u een aangepaste locatie terugzetten, selecteer de doelmap waarin u de gegevens wilt terugzetten en klik op Volgende.
  5. Controleer uw instellingen en klik op Terugzetten om het terugzetten te starten.

Opmerking:

Back-uptaken verwijderen:

  1. Selecteer de back-uptaak die u wilt verwijderen.
  2. Klik op Verwijderen.

E-mailmeldingen inschakelen

Ga naar Configuratiescherm > Meldingen > Geavanceerd en selecteer gebeurtenissen waarvan u een melding wilt ontvangen.

Om de prullenbak in te schakelen:

Ga naar Configuratiescherm > Gedeelde map en selecteer de gedeelde map waaron de back-upgegevens worden opgeslagen en klik vervolgens op Bewerken > Algemeen > Prullenbak inschakelen.

Opmerking: