Bestandsserver
In bestandsserver kunnen servers die via SMB of Rsync communiceren worden beschermd.
Voor Active Backup for Server-gebruikers:
Aangezien Active Backup for Business is de geüpgraded versie van Active Backup for Server kunnen eerder gemaakte back-uptaken op Active Backup for Server worden uitgevoerd en worden ze beschermd in Active Backup for Business onder de categorie Bestandsserver.
Opmerking:
- Voor meer informatie over het delen van mappen op een Microsoft Windows-server zie de Officiële website TechNet van Microsoft. Voor meer informatie over het instellen van rsync op een Linux-server zie deze website.
- Om SMB voor de overdracht van bestanden te gebruiken moeten de poort 139 (netbios-ssn), 445 (microsoft-ds), 137 (Nmbd) of 138 (Nmbd) ingeschakeld zijn op uw bronserver.
- Om naar een andere Synology NAS via SMB te back-uppen, meldt u zich bij het bron-Synology NAS aan en gaat u naar Configuratiescherm > Bestandsservices > SMB/AFP/NFS, schakelt u het selectievakje SMB-service inschakelen in en klikt u vervolgens op Toepassen.
- Door verschillende back-upbestandsindelingen van de bestandsserver, heeft de in Overzicht weergegeven grootte betrekking op de brongegevens in plaats van de grootte na deduplicatie. Gebruikers kunnen in Opslagbeheer > Volume alleen het huidige gebruik bekijken.
Back-uptaken maken
Naargelang uw bron kunt u SMB-back-up- of Rsync-back-up-taken in de desbetreffende tabbladen maken.
Een back-uptaak maken:
- Klik op Maken om de wizard te starten.
- Selecteer uw back-upmodus:
- Meerdere versies: telkens als een taak wordt uitgevoerd, wordt een nieuwe complete versie van de wijzigingen op de bron gekopieerd naar een nieuwe map op het doel.
Opmerking: voor Linux-bronnen is het mogelijk om verder in de installatie blokoverdracht te configureren.
- Spiegelen: telkens als de taak wordt uitgevoerd, zullen alle wijzigingen in de bronmap naar het doel worden gekopieerd, wordt het bestaande bestand overschreven en is de doelmap een complete spiegelkopie van de bron.
- Incrementeel: telkens als de taak wordt uitgevoerd, zullen nieuw toegevoegde en gewijzigde bronbestanden naar het doel worden gekopieerd en wordt de eerdere versie van het bestand overschreven.
Raadpleeg de onderstaande tabel om de variaties van eindback-upbestanden op DSM van de drie verschillende back-upmodi te leren kennen.

- Ga als volgt te werk om uw back-uptaak te configureren:
- Voor SMB-back-up: voer Serveradres, Account en Wachtwoord in.
- Voor Rsync-back-up: voer uw Serveradres, Poort en Account in, en selecteer de Verbindingsmodus en Verificatiemethode in de vervolgkeuzemenu's.
- Rsync-back-up heeft drie verbindingsmodi: rsync module mode (biedt gegevensoverdracht zonder codering), rsync shell-modus via SSH en rsync module mode via SSH.
- Rsync-back-up biedt twee verificatiemethodes: Op wachtwoord of Op SSH-sleutel.
- Klik op Volgende om door te gaan.
- Geef aan wat uw wilt overdragen aan de hand van de volgende vier mogelijkheden:
Alle onderliggende mappen en bestanden in deze map worden niet geback-upt.
Alle onderliggende mappen en bestanden in deze map worden geback-upt.
Alleen de door u geselecteerde onderliggende mappen in deze map worden geback-upt.
De door u geselecteerde bestanden en onderliggende mappen in deze map worden geback-upt.
- Klik op Volgende om door te gaan.
- Voer uw Taaknaam en Lokaal pad in en stel een Schema in voor uw back-uptaak.
- Bij de configuratie van Rsync-back-up hebt u de keuze om de Bandbreedte in te stellen en kunt u compressie en blokoverdracht inschakelen.
- Selecteert u Meerdere versies als uw back-upmodus, dan kunt u een Rotatiebeleid voor het beheer van back-upversies instellen waardoor automatisch ongewenste versies worden verwijderd en opslagruimte wordt vrijgemaakt.
- Alle versies behouden: alle geback-upte versies worden behouden.
- GFS-bewaarbeleid (Grandfather-Father-Son):
bij de selectie van het GFS-bewaarbeleid moet minstens een regel worden geconfigureerd.
De geconfigureerde regels overlappen elkaar. U kunt kiezen hoeveel dag-, week-, maand- of jaarversies worden behouden. Verschillende bewaarbeleidregels kunnen worden ingesteld om uw eigen bewaarbekleid te maken.
Wilt u bijvoorbeeld alle versies voor de eerste 30 dagen bewaren en de laatste versie van elke dag voor de tweede groep van 30 dagen. Voer dan 30 dagen in bij Aantal dagen dat alle versies moeten worden behouden en 30 dagen bij Aantal dagen dat de laatste dagversie moet worden behouden.
- Controleer uw taakinstellingen en klik op Toepassen om uw back-uptaak te voltooien.
Opmerking:
- In de volgende omstandigheden worden bestanden niet door Active Backup for Business geback-upt:
- Het bestand/mappad is langer dan 4096 tekens.
- De bestands/mapnaam is langer dan 255 tekens.
- De bestands/mapnaam is " . " of " .. "
- De bestands/mapnaam bevat @ActiveBackup of target.db.
- Het bestand/map onder gecodeerde sharre, namen langer dan 135 tekens.
- SMB-back-up ondersteunt geen Microsoft-accounts.
- SMB-back-up voert geen back-ups van koppelingspunten uit.
- SMB-back-up ondersteunt Windows Volume Shadow Copy Service (VSS) om gegevensconsistentie te garanderen. Windows VSS wordt ondersteund op Windows Server 2012 en hoger. Door VSS op de Windows server in te schakelen, kan Active Backup for Server een volumekopie maken van VSS-aware servertoepassingen die gegevens op externe SMB-bestandsshares opslaan.
- Administratief gedeelde mappen (bijv. C$, D$) ondersteunen standaard geen Windows VSS.
- Verificatie op SSH-sleutel vereist een SSH-sleutel. Ondersteunde sleuteltypen zijn o.a.rsa2, dsa, ecdsa en ed25519. rsa1- en SSH-sleutels met een wachtwoordzin worden niet ondersteund.
Back-uptaken beheren
In het takenoverzicht ziet u een lijst van alle gemaakte back-uptaken. U kunt de taken ook beheren met de knoppen bovenaan op het tabblad.
Back-uptaken bewerken:
- Selecteer de back-uptaak die u wilt bewerken en klik op Bewerken.
- Hier kunt u de informatie, verbindingsmodus en verificatiemethode van de externe server wijzigen, back-upmappen en bestandsfilterinstellingen aanpassen, back-upschema's in- en uitschakelen en andere instellingen configureren.
- Selecteert u Meerdere versies als back-upmodus, dan kunt u ook de back-uprotatie-instellingen bewerken.
Bestandsfilters beheren:
- Selecteer de back-uptaak en klik op Bewerken > Bestandsfilter.
- U kunt specifieke bestanden op basis van hun bestandstypes uitsluiten bij back-uptaken of aan de hand van de onderstaande methoden aangepaste filters maken:
- Bestandsnamen: Aangepaste filters maken op bestandsnamen. Bestanden met de opgegeven bestandsnamen worden uitgesloten van de back-up.
- Bestandsextensie: Aangepaste filters maken op bestandsindelingen. Bestanden met de opgegeven bestandsindelingen worden uitgesloten van de back-up. U kunt specifieke bestandsindelingen toevoegen met *.extension (bijv. *.iso).
- Jokertekens: U kunt het jokerteken (*) gebruiken voor geavanceerde bestandsnaamfilters.
Opmerking:
- Bestandsfilter filtert alleen bestanden, geen mappen.
- Het jokerteken staat voor nul of andere non-spatie tekens. Zie de volgende voorbeelden:
- a* vertegenwoordigt elk woord dat met een a begint, zoals account, appel.
- *e vertegenwoordigt elk woord dat op een e eindigt, zoals grootte, waarde.
- *12* vertegenwoordigt elk woord of cijfer dat het cijfer 12 bevat, zoals 2012, 1220, 341256.
Back-uptaken uitvoeren:
Tijdens de instelling kunt u een back-upschema instellen zodat uw back-uptaken volgens een regelmatig schema worden uitgevoerd. Door op Back-up te klikken wordt uw taak onmiddellijk uitgevoerd.
Back-uptaken terugzetten:
- Selecteer de taak die u wilt terugzetten en klik op Terugzetten.
- Selecteer de desgewenste herstelmethode:
- Aangepaste locatie - overschrijven
- Aangepaste locatie - overslaan
- Originele locatie - overschrijven
- Originele locatie - overslaan
- Selecteer de mappen of bestanden die u wilt terugzetten en klik op Volgende.
- Wilt u een aangepaste locatie terugzetten, selecteer de doelmap waarin u de gegevens wilt terugzetten en klik op Volgende.
- Controleer uw instellingen en klik op Terugzetten om het terugzetten te starten.
Opmerking:
lees deze tutorials om te weten hoe u een Microsoft SQL of Exchange-server moet back-uppen of terugzetten.
Back-uptaken verwijderen:
- Selecteer de back-uptaak die u wilt verwijderen.
- Klik op Verwijderen.
E-mailmeldingen inschakelen
Ga naar Configuratiescherm > Meldingen > Geavanceerd en selecteer gebeurtenissen waarvan u een melding wilt ontvangen.
Om de prullenbak in te schakelen:
Ga naar Configuratiescherm > Gedeelde map en selecteer de gedeelde map waaron de back-upgegevens worden opgeslagen en klik vervolgens op Bewerken > Algemeen > Prullenbak inschakelen.
Opmerking:
- Het is niet mogelijk om back-up- en terugzettaken gelijktijdig uit te voeren.
- Door specifieke paden te definiëren kunnen voor elke bronserver meerdere back-uptaken worden ingesteld.
- Synology NAS vereist schrijfmachtiging naar de bronserver om taken te herstellen.
- Heeft het Synology NAS geen toegangsmachtiging tot de bestanden op de bronserver, dan worden die bestanden tijdens het back-uppen overgeslagen.
- de modus Remote shell ondersteunt alleen overdrachtscodering.
- Onderbroken of losgekoppelde back-up-/terugzettaken kunnen niet worden hervat. Om de kans op loskoppeling te verkleinen, moet u zich ervan vergewissen dat uw internetverbinding stabiel is en voldoende bandbreedte is alvorens uw taak uit te voeren.
- Prullenbak wordt niet ondersteund door Rsync Mirror-back-up.